Er zijn twee primaire erfelijkheidsvormen: recesieve erfelijkheid en dominante erfelijkheid. Bij recesieve erfelijkheid wordt het gen geboden door één van de ouders en de rest van de schakels staan vrij. Dominante erfelijkheid houdt in dat beide ouders een gen aan hun kinderen doorgeven; het kind kan één of twee van deze genen overnemen. Als het kind slechts één van de genen heeft, is het dominerend. Als het kind een combinatie van beide genen heeft, is het recesief.
Er zijn drie verschillende soorten erfelijkheidsvormen: dominante, recessieve en geslachtelijke erfelijkheid. Dominante erfelijkheid wordt overgedragen van ouder op kind als de ouder één mutatie heeft. Recessieve erfelijkheid wordt overgedragen als beide ouders een mutatie hebben. Geslachtelijke erfelijkheid wordt overgedragen via de geslachtelijke chromosomen van de ouders en alleen over de vaderslijn of de moederslijn wordt overgedragen.